Mijn grootvader Piet Keyzer (de vader van mijn moeder) was dirigent van Crescendo Sloterdijk. Het orkest repeteerde in de Sloterdijkschool op het dorp Sloterdijk. Dat was ook de dorpsschool waar ik 6 klassen heb doorlopen. Na schooltijd heb ik dikwijls de schoonmakers geholpen de klaslokalen aan te vegen. Bij het openen van de deur van een willekeurige klas kan ik mij nog goed herinneren dat de muizen maakten dat ze wegkwamen. Dat was bij elke schoonmaakbeurt weer het geval.
Vaak ging ik met mijn grootvader mee naar de repetitie en werd al vroeg geconfronteerd met de harmoniemuziek. Harmoniemuziek kon mij niet zo bekoren, ondanks het feit dat mijn grootvader voor een orkest stond die de prijzen op concoursen binnensleepten. Ik heb echter nooit in het orkest van mijn grootvader meegespeeld.
Ik heb mij pas aangemeld als lid van Crescendo op 17 jarige leeftijd toen mijn grootvader al lang was gestopt met dirigeren. Dat heeft hij mij voor mijn gevoel altijd kwalijk genomen, gezien het feit dat hij zich nooit meer heeft bemoeid mij wegwijs te maken in de muziek.
Na afloop van de repetitie hielp ik vaak de instrumenten opbergen in een hok boven een fietsenhok. Ik weet nog dat er geklommen moest worden. Ook in dat hok vlogen niet de muzieknoten, maar de muizen je om de horen. Zo kwam ik al vroeg in contact met de muziek, maar ook met de muizen.
Bij het opruimen van de grote trom, vond ik het machtig daar een flinke ram op te geven. Ik kan mij een repetitie herinneren in het gymnastieklokaal van de Sloterdijkschool. Deze repetitie werd afgelast, omdat er een dode rat achter een rooster lag, waar men niet bij kon komen. De stank was ondraaglijk.
Het bleef overigens niet alleen tot de muizen, want de moeder van mijn vader woonde ook op Sloterdijk en daar zagen wij op het binnenplaatsje vaak ratten lopen. Als ik dan ’s zondags met mijn ouders op bezoek ging, een “verplicht nummer”, dan zei mijn grootmoeder “Teunis ik heb weer een heel grote rat zien lopen”. Dat was niet zo gek want het plaatsje achter grensde aan een zijtak van de Haarlemmertrekvaart , de “Slochter”. Het krioelde daar van de ratten. Mijn vader nam dan wat gif mee dat ook in de fabriek, waar hij werkte, werd gebruikt. Met een stuk makreel erbij, zou het wel gaan lukken. Ik kan mij nog herinneren dat hij het gif in de schuur op een schoteltje had gelegd. Bij controle bleek alles opgegeten. Dus wij zoeken naar de dode rat. Die had zich verstopt in een rieten mand. Zelfs mijn vader schrok zich te pletter, want het beest had nagenoeg de grootte van een konijn.
Mijn grootmoeder van vaders kant had geen toilet binnen. Zij moest daarvoor naar buiten in een houten hok met een plank erin waar een gat in zat. Mijn grootmoeder was een zogenaamde over de balkschijtster. Ik kan mij voorstellen dat zij wel eens bang was om naar buiten te gaan, gezien de regelmatig gesignaleerde ratten. Over de stank wil ik het niet hebben.
Op Sloterdijk was ook de wasserij van de Linmij gevestigd. Het warme waswater werd geloosd op de Haarlemmertrekvaart. Dat was heel normaal in die tijd. Als wij geluk hadden, dan konden wij op weg naar school het schouwspel bekijken van de dode ratten die in de schroef van een langsvarende boot terecht waren gekomen. Die liet dan een spoor van dode ratten achter zich.
Muziekvereniging Crescendo is later gefuseerd met de muziekvereniging van de Wester suikerraffinaderij. Mijn vader werkte als opzichter bij de fabriek en mijn zuster en zwager werkten op kantoor van de CSM (Centrale Suiker Maatschappij). Dus ook de muziekvereniging was mij niet onbekend. Het was bij ons wat je noemt de zoete inval.
Toen ik later dus bij het orkest van de Wester ging blazen, trof ik nog een paar mensen aan die connecties hadden met de Wester en mij verhalen vertelden die ik vaak thuis ook al had gehoord.
Mijn vader werkte vaak op zondag in de fabriek en moest dan met een tijdklok om zijn nek zo nu en dan een ronde doen in de fabriek. Diverse keren maakten wij dat rondje samen. Regelmatig sprongen dan de ratten weg, want dat waren ook zoetbekken.
In die tijd dat mijn vader er werkte, kreeg hij voor een gevangen rat 25 cent en voor een gevangen muis 10 cent, herinner ik mij. Vele werknemers verdienden op die manier nog iets bij.
De suikerbroden die op de fabriek gefabriceerd werden voor de export naar Noorwegen en het midden oosten, werden zorgvuldig ingepakt. Dat gebeurde met stro. De fabriek liet dat stro aanleveren door een strorijder. Het stro werd opgeslagen in een daarvoor bestemd hok. Een ideale plek voor de ratten en muizen. Volgens mijn vader werden daar de nodige ratten aan de hooivork geprikt en kwamen gillend om.
Naast de alom bekende kantoorhumor bestond er ook een fabriekshumor. Dan werd er met een paar man een medewerker gepakt en in het strohok gedeponeerd. Daar werd dan thuis uitgebreid verhaal over gedaan. Uiteraard wist men wel wie men te grazen moest nemen; een persoon die vreselijk bang was voor dat ongedierte en bij opsluiting net zo hard gilde als de ratten zelf, was natuurlijk het leukst.
Ik ben nog steeds als de dood voor ratten en muizen. Helaas kom ik ze wel eens tegen op mijn volkstuin,. Je leert er mee leven. Ook op de nieuwe repetitielocatie van de WesterHarmonie in het Hervormd Lyceum West heb ik al twee keer een muis zien lopen. Gelukkig doet de muziek zijn werk en vergeet je dat gespuis voor even.
Zouden muizen en ratten dan toch van harmoniemuziek houden ?
Piet Bakker
Een gedachte over “Muziek en ongedierte”
Leuk verhaal Piet, ik zie het zo voor me.